Navigation
Ringkernen meten.
Je hebt hiervoor alleen een zelfinductie meter nodig.
Als je een bepaalde zelfinductie wilt hebben en je weet ook de AL factor van de ringkern dan gebruik je de volgende formule; ( 1 )
waarvoor geldt:
n is het aantal windingen.
uH is de gewenste zelfinductie in u Henri.
AL is de AL factor van de kern.
Nu is de vraag hoe komen we aan de AL factor van een onbekende ringkern?
We gaan als volgt te werk. We nemen de ringkern en leggen er 10 windingen gelijkmatig verdeeld op.
Deze windingen moeten zo over de ringkern verdeeld zijn dat tussen het begin en het einde van de windingen een hoek van 30 graden van de ringkern leeg blijft. Zie tekening.
We meten nu de zelfinductie van deze spoel.
Als we de zelfinductie weten dan gebruiken we de volgende formule. ( 2 )
De uitkomst is de AL waarde van de ringkern en hiermee kunnen we het aantal windingen voor elke gewenste zelfinductie uitrekenen met formule ( 1 ).
De AL waarde is afhankelijk van de magnetische permeabiliteit ( aangegeven in μ “mu “ ) en de grootte en de vorm van de kern en het gebruikte kernmateriaal.
Zie tekening.
Voorbeeld:
Een materiaal heeft een u 850, dit wil zeggen dat de magnetische geleiding 850 keer beter is dan die van vacuum of lucht.
Een ringkern van een materiaal met een u van 850 zal afhankelijk van de grootte en de vorm van de ringkern telkens een andere AL waarde hebben.
De gemeten spreiding tussen een tiental T50-2 ringkernen ligt tussen - 10 % en + 10 %
De oudste van deze ringkernen zijn al sinds 1981 in mijn bezit.
Voor het berekenen van de resonantie frequentie van een kring dien je hier wel rekening mee te houden, de gegeven AL waarde is een grove indicatie en je kunt hem beter zelf bepalen.
73 Nico PE1KQP.